Stichting voor lucht- en ruimtevaartonderzoek subjectief vrijgesteld van VPB

Een stichting opgericht door de rijksoverheid voor lucht- en ruimtevaartonderzoek (ook wel een Toegepast Onderzoek Organisatie (TO2-instelling) en de Belastingdienst verschilden van mening of de stichting vennootschapsbelastingplichtig (Vpb) is vanaf het jaar 2016. De kernvragen zijn of de stichting belastingplichtig is voor de Vpb, of zij in aanmerking komt voor een subjectieve vrijstelling vennootschapsbelasting.

Wat was de situatie?

De stichting verricht toegepast onderzoek, gefinancierd door subsidies (29,62% van de omzet) en contractonderzoek voor (semi-)publieke (45,41%) en private partijen (24,97%). In 2016 bedroeg de totale omzet €81,7 miljoen, met een verlies van €219.000. Over 2010-2018 behaalde de stichting doorgaans overschotten, voornamelijk uit contractonderzoek.

De stichting is een privaatrechtelijk overheidslichaam en sinds 1 januari 2016 is mogelijk Vpb-plichtig door de Wet modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen.

Hoe oordeelde de rechter?

De rechtbank oordeelt dat de stichting een onderneming drijft (artikel 2, lid 1, letter e, Wet Vpb), omdat zij met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid deelneemt aan het economische verkeer en structurele overschotten behaalt, wat wijst op een geobjectiveerd winstoogmerk. De stichting betoogde dat overschotten niet vrij besteedbaar zijn door subsidieverplichtingen, maar de rechtbank oordeelt dat deze verplichtingen niet gelden voor overschotten uit contractonderzoek. Een beroep op het Subsidiebesluit 2005 faalt, omdat deze overschotten niet hoeven te worden aangewend voor subsidiedoeleinden of terugbetaald.

Is de subjectvrijstelling van artikel 6b, lid 1, letter b, Wet Vpb van toepassing? De rechtbank oordeelt dat de stichting voldoet aan de voorwaarden voor deze vrijstelling. De stichting verricht nagenoeg uitsluitend onderzoek, en 75% van haar activiteiten wordt bekostigd door publieke middelen (subsidies en contractonderzoek voor publieke partijen). De rechtbank verwerpt het standpunt van de Belastingdienst dat contractonderzoek voor publieke partijen niet kwalificeert als ‘bekostigd uit publieke middelen’ omdat er een tegenprestatie is. De wettekst en wetsgeschiedenis stellen geen expliciete eis van het ontbreken van een tegenprestatie voor publieke bekostiging.

De rechtbank oordeelde uiteindelijk dat de stichting is vrijgesteld van vennootschapsbelasting voor 2016 op grond van artikel 6b, lid 1, letter b, Wet Vpb.

Wat is het belang van deze uitspraak?

Deze uitspraak laat het belang zien voor gesubsidieerde instellingen om na te gaan of ze voldoen aan de voorwaarden uit het subsidiebesluit. In deze situatie voldeed de stichting niet aan de voorwaarden omdat behaalde overschotten uit de gesubsidieerde activiteiten vrij besteed mochten worden. Dat betekent dat er dan vennootschapsbelasting verschuldigd kan zijn, als er geen andere vrijstelling van toepassing is.

De rechter heeft verduidelijkt wat moet worden verstaan uit bekostiging van onderzoek uit publieke middelen. Contractonderzoek voor de (semi)publieke sector valt onder de definitie ‘onderzoek bekostigd uit publieke middelen’ uit art. 6b lid 1 Wet VPB 1969.

Deze uitspraak is van 17 december 2024 maar is pas recent gepubliceerd.

Als u meer wilt weten over de vennootschapsbelastingheffing bij publieke en non-profit organisaties kunt u contact opnemen met Ewoud de Ruiter ([email protected])


deel deze pagina
Naar het overzicht
  • Home
  • Nieuws
  • Stichting voor lucht- en ruimtevaartonderzoek subjectief vrijgesteld van VPB