Eind vorig jaar heeft de Rechtbank Noord-Nederland geoordeeld dat het belastingrentepercentage van 8% voor de vennootschapsbelasting in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en daarom moet worden verlaagd naar 4%. Deze uitspraak kan aanzienlijke gevolgen hebben voor belastingplichtigen die recent belastingrente hebben betaald.
Achtergrond
Belastingrente wordt in rekening gebracht wanneer een (voorlopige) aanslag leidt tot een te betalen bedrag aan belasting als de aanslag is opgelegd in een periode vanaf 6 maanden na afloop van het belastingjaar. Voor de vennootschapsbelasting bedroeg het rentepercentage vanaf 1 januari 2022 8% en is per 1 januari 2024 zelfs verhoogd naar 10%. Dit tarief is gekoppeld aan de wettelijke rente voor handelstransacties. De Rechtbank Noord-Nederland heeft echter geoordeeld dat deze koppeling onredelijk is, aangezien een nog niet geformaliseerde belastingschuld geen handelsvordering betreft. Daarom acht de rechtbank een rentepercentage van 4% passend, gelijk aan het tarief dat in die periode gold voor andere belastingen, zoals de inkomstenbelasting.
Gevolgen en aanbevelingen
Deze uitspraak is relevant voor alle vennootschapsbelastingplichtigen die sinds 1 januari 2022 belastingrente hebben betaald. Het is raadzaam om bezwaar te maken tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Voor definitieve aanslagen dient dit binnen zes weken na dagtekening van de aanslag te gebeuren. Bij voorlopige aanslagen kan een verzoek tot herziening worden ingediend tot zes weken na de dagtekening van de definitieve aanslag over het betreffende jaar.
Houd er rekening mee dat de Belastingdienst tegen deze uitspraak in hoger beroep is gegaan, wat betekent dat ingediende bezwaren mogelijk worden aangehouden totdat een hogere rechter een definitieve beslissing heeft genomen. Desondanks kan een tijdig ingediend bezwaar leiden tot een eventuele terugbetaling van (een deel van) de betaalde rente, afhankelijk van de uiteindelijke uitspraak.
De staatssecretaris van Financiën heeft inmiddels een besluit gepubliceerd waarin bezwaarschriften tegen het in rekening gebrachte percentage belastingrente vennootschapsbelasting en enige overige middelen vanaf 1 oktober 2020 als massaal bezwaar worden aangewezen.
Het gaat om:
-
de met ingang van 1 oktober 2020 in rekening gebrachte belastingrente voor de vennootschapsbelasting en de bronbelasting,
-
de met ingang van 1 januari 2022 in rekening gebrachte belastingrente voor de solidariteitsbijdrage,
-
de met ingang van 1 januari 2024 in rekening gebrachte belastingrente voor de minimumbelasting, en
-
de met ingang van 1 januari 2025 in rekening gebrachte belastingrente over het winstaandeel,
voor zover die bezwaren het percentage van de belastingrente betreffen dat op grond van artikel 30hb AWR j° artikel 1, onderdeel b, van het Besluit belasting- en invorderingsrente (hierna: Besluit BIR), dan wel, met ingang van 1 januari 2024, j° artikel 1, tweede lid, Besluit BIR geldt.
deel deze pagina
Naar het overzicht