Hieronder is een overzicht opgenomen van de belangrijkste voorstellen rondom de loonheffingen van Prinsjesdag. Het valt op dat er geen inhoudelijke wijzigingen in de werkkostenregeling zijn voorgesteld. Dit ondanks de uitgebreide evaluatie en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen. Wel gaat de vrije ruimte over de loonsom tot € 400.000 naar 2,16% vanaf 2027.
Verduidelijking bijtellingsregeling fietsen
Sinds 1 januari 2020 geldt een specifieke bijtellingsregeling voor een ter beschikking gestelde fiets in de loonheffingen. Er is een bijtelling verschuldigd van 7% voor een ter beschikking gestelde fiets als de fiets ook voor privédoeleinden of woon-werkverkeer mag worden gebruikt.
In de praktijk levert de bijtellingsregeling onduidelijkheid op rondom deelfietsen, dienstfietsen en hubfietsen. Daarom wordt de regeling nu verduidelijkt dat de bijtellingsregeling niet geldt als de fiets niet meer dan bijkomstig (wat in fiscale termijn gelijk staat aan 10%) bij het woon- of verblijfadres wordt gestald. Daarmee kan bijvoorbeeld een OV-fiets gebruikt worden voor het woon-werkverkeer en incidenteel zelfs mee naar huis worden genomen, zonder dat dit leidt tot een bijtelling. Deze maatregel geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020.
Pseudo-eindheffing voor fossiele personenauto’s
Een in het oog springende maatregel is dat per 1 januari 2027 een pseudo-eindheffing (heffing voor de werkgever) gaat gelden voor alle nieuwe personenauto’s die rijden op fossiele brandstof en ook voor privédoeleinden ter beschikking zijn gesteld. Hieronder worden dus ook hybride auto’s verstaan. De pseudo-eindheffing wordt gesteld op 12% van de cataloguswaarde.
De regeling kent andere uitgangspunten dan de bijtellingsregeling voor de medewerker. Een in het oog springend verschil is dat voor de pseudo-eindheffing ook het woon-werkverkeer als privékilometers worden aangemerkt. Daarnaast gaat de pseudo-eindheffing (vooralsnog) alleen gelden voor personenauto’s. Daarmee blijven de bestelauto’s buiten beeld.
In het wetsvoorstel wordt voorzien in overgangsrecht. Voor auto’s die voor 1 januari 2027 ter beschikking zijn gesteld, geldt een overgangstermijn tot 17 september 2030.
Dat de financiële impact groot kan zijn, blijkt wel uit het volgende voorbeeld. Een auto met een cataloguswaarde van €45.000 leidt tot een jaarlijkse pseudo-eindheffing van € 5.400.
We adviseren om in beeld te brengen hoe groot de financiële impact is van de voorgestelde regeling op uw wagenpark om van daaruit beleidskeuzes te kunnen maken. Vanzelfsprekend denken wij hierin mee.
Fiscale drempelvrijstelling RVU wordt verlengd en de eindheffing wordt verhoogd
Op dit moment geldt er een tijdelijke regeling in de loonheffingen voor een Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU), de zogenoemde drempelvrijstelling. De drempelvrijstelling is gekoppeld aan de AOW-uitkering en is op dit moment € 2.273 per maand. Een RVU binnen de drempelvrijstelling leidt niet tot pseudo-eindheffing bij de werkgever. Deze tijdelijke regeling loopt af per 1 januari 2026.
Er is voorgesteld om de drempelvrijstelling structureel te verlengen en te verhogen met € 300 per maand. De maatregelen hebben ten doel dat de RVU-drempelvrijstelling in stand blijft voor werknemers met zwaar werk die niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd. Om vast te stellen of dit doel wordt behaald, is er in 2028 een eerste evaluatiemoment opgenomen in het voorstel.
Gelijktijdig met de verlenging van de drempelvrijstelling is voorgesteld het tarief van de pseudo-eindheffing in drie jaar te verhogen naar 65%. Het tarief gaat in 2026 dan naar 57,7% en in 2027 naar 64%.
Tarieven en percentages
Ieder jaar worden de tarieven en premiepercentages opnieuw vastgesteld.
Voor de werknemer is relevant dat het tarief in de eerste schijf wordt verlaagd naar 35,7% (tot € 38.883) en het tarief van de tweede schijf wordt verhoogd naar 37,56% (tot € 79.137). Voor de heffingskortingen geldt dat deze worden geïndexeerd. De algemene heffingskorting wordt verhoogd naar maximaal € 3.115 en de arbeidskorting wordt verhoogd naar maximaal € 5.712.
Hieronder is een overzicht opgenomen van de voorlopige premiepercentages van de sociale verzekeringen. Het maximum premieloon wordt verhoogd van €75.860 naar €79.412 per 1 januari 2026. Dit zal dus voor veel werkgevers leiden tot een directe kostenstijging.

Tot slot wordt de Werkgeversheffing Zvw verlaagd van 6,51% in 2025 naar 6,10% in 2026.