Tot eind 2023 werden wegen in de praktijk vrij algemeen gezien als een vorm van bebouwing (“constructie”). In het vastgoedbesluit omzetbelasting uit 2013 gaf de Staatssecretaris met verwijzing naar de tekst uit de wetsgeschiedenis aan dat het begrip ‘gebouw’ niet alleen betrekking heeft op woningen en bedrijfspanden, maar ook op constructies zoals bruggen, viaducten en wegen.
Met het vastgoedbesluit van december 2023 maakt de Staatssecretaris onderscheid tussen enerzijds klinkerbestrating die onderdeel uitmaakt van een geheel (zoals de combinatie met drainage en terreinverlichting) én die verder niet eenvoudig te verwijderen is – waardoor het geheel kwalificeert als gebouw – en anderzijds klinkerbestrating die hieraan niet voldoet en dus niet kwalificeert als gebouw.
Conclusie A-G
Onlangs heeft de Advocaat-Generaal (de A-G) conclusie genomen in een casus die precies op dit punt nader ingaat. Het ging daarbij om een perceel met daarop een parkeerterrein, dat wordt gesplitst in zes kavels die vervolgens werden geleverd aan particulieren. Op de zes percelen is nog klinkerbestrating aanwezig, die los is gelegd in een zandbed. Op sommige percelen bevinden zich nog 1 of 2 afwaterputten (aangesloten op de riolering) en op één enkel perceel is tevens nog een lantaarnpaal aanwezig. De percelen waren bestemd voor de nieuwbouw van geschakelde woningen (waarvoor de particulieren zelf een aanneemovereenkomst met de bouwer waren aangegaan). De discussie ging over de vraag of de percelen op het moment van levering aan de particulieren bebouwd waren (in welk geval 6% overdrachtsbelasting was verschuldigd), danwel of deze kwalificeerden als onbebouwd en er dus sprake was van een bouwterrein (belast met 21% btw).
De A-G concludeert dat nu de klinkerbestrating los op een zandbed is gelegd, deze hierdoor niet vast met de grond is verbonden en dus gemakkelijk kan worden verwijderd. Vervolgens concludeert hij dat een beroep op het vastgoedbesluit uit 2013 niet helpt, omdat de daarin genoemde voorbeelden zien op wegenbouwkundige constructies die ‘vast met de grond zijn verbonden’, wat niet het geval is bij het onderhavige parkeerterrein. Verder dient elk kavel afzonderlijk te worden beoordeeld, in plaats van dat het parkeerterrein als geheel moet worden beoordeeld. Dit is een rechtstreeks gevolg van de kavelsplitsing die plaatsvond vóór de levering aan de particulieren. Tot slot concludeert dat A-G dat het oordeel van het Gerechtshof dat de aanwezigheid van de waterputten en de enkele lantaarnpaal op de afzonderlijke kavels verwaarloosbaar is, temeer nu deze dienstbaar zijn aan de klinkerbestrating en dit alleen van invloed is op de vraag in hoeverre de bestrating vast is verbonden met de grond.
Gevolg
We zullen moeten afwachten in hoeverre Hoge Raad de conclusie van de A-G overneemt. In elk geval is het raadzaam om de fiscale gevolgen van grondtransacties vooraf zorgvuldig uit te werken. Omdat als ‘bouwterrein’ voor de btw kwalificeert onbebouwde grond, die is bestemd om te worden bebouwd’, is de reikwijdte van het begrip bebouwing zowel relevant voor de eventueel nog op de grond aanwezige bebouwing (zoals in deze casus), alsook voor het bepalen of de bestemming wel leidt tot bebouwing. Onze btw-adviseurs ondersteunen u hierbij graag.
Heeft u nog vragen naar aanleiding van dit bericht, dan kunt u uiteraard contact met ons opnemen via uw vaste contactpersoon of via [email protected].